De Tweede Wereldoorlog liet enorme hoeveelheden bommen en granaten achter in de Nederlandse bodem. De Explosive Clearance Group graaft ze op. `Soms ploegt een boer zijn hele leven lang over een vliegtuigbom.’
Is het een bom? Een landmijn? Of toch een granaat? Het enige wat het schrille gepiep van de magnetometer van Bas Maassen (33) garandeert, is dat hier ijzer in de grond zit. Eerder op de dag vonden Maassen en zijn collega-speurders al een lege rookgranaat- ooit gebruikt door de Duitsers om rookgordijnen aan te leggen- en een lading geweerpatronen. De gebruikelijke rotzooi groeven ze ook op: spijkers en hoefijzers. Maar dit is zeker iets anders. ‘Dit gat is twee meter diep’, zegt Maassen van onder zijn witte helm. ‘Op zo’n diepte vind je geen hoefijzers.’
Helaas: vals alarm. In de grond onder het weiland in Blitterswijck, niet ver van Venray, zit ijzeroer, een soort ijzererts. De magnetometer, die verstoringen in het magnetisch veld meet, slaat ook daarop aan. Zo voorzichtig als Maassens collega in de graafmachine het gat uitgroef vanwege het explosiegevaar, zo snel schept hij de berg zand en klei terug in het gapende gat. Soms vinden ze dagenlang enkel oud ijzer, vertelt Maassen. Tot ze ineens op een granaat stuiten en oog in oog staan met de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog. ‘Daar doe je het voor.’
Tussen 1940 en 1945 liet het onvoorstelbare geweld tussen geallieerden en nazi’s diepe sporen achter in de Nederlandse bodem. Van de miljoenen vliegtuigbommen, mijnen en granaten die de strijdende partijen over en weer gooiden, kwam naar schatting 10 procent niet tot ontploffing: de blindgangers. Deze achterblijvers veroorzaken nog altijd problemen bij het bouwen van nieuwbouwwijken, het leggen van sporen of het verleggen van rivieren. Dat een bom bij het afwerpen niet is ontploft, houdt niet automatisch in dat het explosief niet werkt. Raakt een heipaal een ondergrondse bom, dan is de kans op een explosie aanwezig.
Om ernstige ongelukken op de bouwplaats te voorkomen, spoort het bedrijf Explosive Clearance Group (ECG) explosieven op en haalt ze op een veilige manier uit de grond, waarna ze door Defensie tot ontploffing worden gebracht. Sinds 2005 stelde het bedrijf van oprichter Frans Pas (67) meer dan 25 duizend explosieven uit de Tweede Wereldoorlog veilig. ‘We vinden ze op de raarste plekken’, zegt Pas op het kantoor van ECG in Wijchen. Langs de muur blinkt een vitrine met explosieven, propagandapamfletten en flessen bier en gin uit de oorlog. ‘Soms ploegt een boer zijn hele leven over een vliegtuigbom die 60 centimeter onder het maaiveld ligt.’
Joegoslavie
Al twintig jaar is Pas professioneel explosievenjager. De eerste jaren in loondienst voor het wegenbouwbedrijf waar hij als afdelingsleider werkte, daarna voor zichzelf met ECG. Tot 1998 was het opsporen van explosieven voorbehouden aan de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD). Die kwam pas kijken als er bij het graven op de bouwplaats een explosief was gevonden. Maar de aannemers, die iedere keer met een granaat in hun hand stonden, drongen steeds sterker aan op preventief zoeken.’ Tegelijkertijd nam de druk op het defensieapparaat toe door geld en tijdverslindende uitzendingen naar onder andere het voormalig Joegoslavië. Het Rijk besloot daarop de markt voor het opsporen van explosieven te privatiseren. Grote bouwbedrijven als Dura Vermeer, maar ook Rijkswaterstaat en ProRail moeten bedrijven als ECG nu inhuren als zij aan de slag willen in voormalig oorlogsgebied. Van de kosten die zij kwijt zijn aan explosievenopsporing, neemt de overheid maximaal 70 procent op zich.
Luchtfoto’s
Voor de speurders hun magnetometers uit het magazijn halen, zoeken de zeven historici die ECG in dienst heeft bij iedere opdracht uit of er überhaupt een kans bestaat dat er op een plek bommen liggen. Daarvoor raadplegen zij de miljoenen luchtfoto’s in de Nederlandse, Engelse, Schotse en Amerikaanse oorlogsarchieven. Op een groot projectiescherm laat historicus Henny van der Burgt (46) een reeks foto’s uit 1944 van een weiland met kraters zien. Op sommige foto’s is de rook van de ontploffingen nog niet opgetrokken. Van der Burgt: ‘Zien wij dat er ergens een inslag is geweest, dan weten onze veldwerkers waar ze moeten zoeken.’
De meeste explosieven liggen in Gelderland (met name in de Betuwe) en de kop van Limburg, de gebieden waar aan het einde van de Tweede Wereldoorlog de geallieerde operatie Market Garden vastliep op het Duitse verzet. Ook in steden als Enschede, dat meermaals slachtoffer werd van een vergissingsbombardement door de geallieerden, en op luchthavens als Eindhoven Airport zijn veel explosieven in de grond blijven steken. Hoe diep een bom ligt, hangt af van het gebied, zegt Pas. ‘In de zandgrond in het oosten vind je soms al op 50 centimeter bommen, terwijl een vliegtuigbom in de slappe veengrond in het westen zo 10 meter diep kan liggen.’ Als de historici vaststellen dat er zich dicht aan de oppervlakte explosieven bevinden, komen de veldwerkers van ECG in actie. Die kunnen met hun meetapparatuur tot 4 meter onder de grond reiken. Wil de opdrachtgever nog dieper de grond in, dan graven de speurders een gat en meten zij daarna verder.
Het graven doen zij eerst met de graafmachine, dan met de schep, en ten slotte met de hand – anders is het risico om het explosief te raken te groot. Is het een vliegtuigbom, dan belt Pas’ team meteen de EOD, die het explosief tot ontploffing brengt. Is het explosief kleiner, een granaat bijvoorbeeld, dan mag Pas het opslaan tot hij in totaal 10 kilo springstof heeft verzameld. De EOD komt daarna alsnog om de boel te laten ontploffen.
Ondanks het gevaarlijke werk staat de teller van het aantal ongelukken bij ECG na 13 jaar op nul. Pas: ‘Eén keer kwamen we met de schrik vrij. Bij het veiligstellen van een mijn in Bergen, een paar jaar geleden, sprong het veiligheidsmechanisme eraf. Gelukkig was de mijn te verroest en viel de slagpin er niet in, maar op zo’n moment wordt het je even wit om de neus.’
Ooit zijn alle explosieven geruimd, beseft Pas. Dan is de grond van Nederland schoon en heeft ECG geen bestaansrecht meer. Althans, als er geen nieuwe oorlog uitbreekt. ‘Eens zijn we inderdaad klaar, maar dat duurt nog zo lang. Onlangs hoorde ik iemand schatten dat nog 65 procent in de bodem zit. Dat lijkt me veel, maar er is zeker nog een hoop te doen. Ik ga het einde van de Nederlandse explosievenopsporing niet meemaken, en mijn kinderen ook niet.
Om het hele artikel uit de Volkskrant te downloaden, klik hier
Bron: De Volkskrant, 23-04-2018 (geschreven door Dion Mebius)